Ondersteuning bij persoonlijke vormgeving aan levensbeschouwing

Levensbeschouwing verwijst naar de zin die mensen aan hun leven geven, naar hun visie op het leven in het algemeen en het eigen bestaan in het bijzonder.

Wat geeft het leven zin? Een moeilijke vraag. Vaak ben je daar niet zo bewust mee bezig. Dat kan veranderen als er iets ergs gebeurt of als iemand ouder wordt. De volgende vragen kunnen spelen: Wie ben ik? Waarom overkomt mij dit? Wie blijft er bij me? Waar ga ik naar toe? Waar is God? Wat geeft mijn leven zin?

 

 

 

 

Deze levens- en geloofsvragen spelen bij ieder mens. Dus ook bij mensen met een verstandelijke beperking. Niet dat zij (zich) die vragen bewust stellen. Maar je voelt dat de ander ‘niet lekker in zijn vel’ zit, ‘anders dan anders’ is.

Ieder mens heeft een levensbeschouwing – deze kan religieus of niet-religieus gekleurd zijn, beleefd in kerkelijk of ander verband, of los van enig verband.

Mensen met een verstandelijke beperking zijn in meer of mindere mate vertrouwd geraakt met de levensbeschouwing van hun ouders en familie. Deze levensbeschouwing is medebepalend voor hun identiteit. Ouders kunnen als wens hebben dat hun kind in contact blijft met de door hen meegegeven levensbeschouwing. Tegelijk vraagt een verstandelijk gehandicapte om ondersteuning bij de mogelijkheden om een persoonlijke invulling te geven aan deze levensbeschouwing.

 

Onderstaande vragen helpen om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de vraag van de verstandelijk gehandicapte als het gaat om ondersteuning bij persoonlijk vormgeving van geloof/levensbeschouwing.

 

1.         Heeft deze persoon een religieuze achtergrond?

1a.       Zo ja, welke achtergrond is dat dan? katholiek, hervormd, gereformeerd, vrijgemaakt, evangelisch, islamitisch, boeddhistisch, hindoeïstisch, etc?

2.         Is hij/zij gewend, of heeft hij/zij de wens om te bidden?

Zo ja, op welke momenten? (aan tafel, voor het slapen gaan, meerdere momenten per dag, etc)

2a.       Is ondersteuning hierbij gewenst?

            Zo ja, in welke vorm? (moet je helpen herinneren, stimuleren, samen bidden, etc)

Door wie wordt die ondersteuning gegeven? (ouders, begeleiders, geestelijk verzorgers, mensen uit de geloofsgemeenschap, etc)

3.         Is hij/zij gewend, of heeft hij/zij de wens om naar de kerk, moskee, tempel te gaan?

            Zo ja, is hierbij ondersteuning gewenst?

            Door wie wordt die ondersteuning gegeven?

4.         Heeft hij/zij relatie(s) met mensen van een levensbeschouwelijk genootschap, of zou dat wenselijk zijn?

            Zo ja, is er ondersteuning nodig bij het opbouwen/onderhouden van die relaties?

            En door wie wordt die ondersteuning gegeven?

5.         Heeft iemand activiteiten, taken, verantwoordelijkheden in een levensbeschouwelijk genootschap (bv als collectant, gastheer/gastvrouw, neemt hij/zij deel aan een viergroep, catechese, koor, vereniging, etc)?

5a.       Is er misschien ondersteuning gewenst bij het aangaan en/of continueren van die activiteiten?

            Door wie wordt die ondersteuning gegeven?