Ondersteuning bij het omgaan met zingeving en levensvragen

Levensvragen zijn vragen die betrekking hebben op zaken die van wezenlijk belang zijn in het leven. Ze zijn niet gebonden aan een bepaalde religieuze achtergrond.

Dus ook mensen zonder religieuze achtergrond kennen zulke vragen. Sommigen kunnen die vragen verwoorden; bij anderen komen ze verborgen naar boven in bepaald gedrag.

Het antwoord op deze vragen heeft te maken met de levensbeschouwing waarmee iemand is opgegroeid. Niet elke cliënt is in staat om te groeien tot een persoonlijke levensvisie. Daarbij kan ondersteuning nodig zijn. Deze ondersteuning noemen we geestelijke of spirituele zorg.

De geestelijke zorg die hierbij geboden wordt, kan maar hoeft niet religieus ingevuld worden. Voor levensvragen geldt dat ze steeds terug kunnen keren. We dienen dan ook steeds opnieuw te onderzoeken of en welke levensvragen hier en nu van belang zijn.

 

Zingeving is betekenis verlenen aan de gebeurtenissen die ons leven bepalen. Een zinvol leven wordt ervaren in zinvolle bezigheden / werk, in communicatie met anderen, in het ervaren van liefde en het kunnen genieten. Als de zin van de gewone bezigheden weg valt ontstaat een crisis. Juist dan wordt de vraag naar zin het scherpst gesteld.

 

Onderstaande vragen helpen om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de vraag van de verstandelijk gehandicapte als het gaat om ondersteuning bij het omgaan met zingeving en levensvragen.

 

1.         Heeft deze persoon levens- of zingevingsvragen? Bijvoorbeeld op het gebied van: eigen identiteit                  (wie ben ik?), omgaan met een handicap, aangaan en onderhouden van relaties en                                     vriendschappen, seksualiteitsbeleving, ouder worden, ziek zijn, verlieservaringen, dood, geloof,             toekomstperspectief, verhuizen, etc.

        1a.       Zo ja, op welk gebied liggen deze vragen (zie bovenstaande opsomming)?

1b.       Is ondersteuning gewenst bij het signaleren en begeleiden van deze zingevings- en levensvragen?

1c.       Zo ja, door wie wordt die ondersteuning gegeven? (ouders, begeleiders, geestelijk verzorgers, mensen vanuit de geloofsgemeenschap, etc)

 

 

Ondersteuning bij persoonlijke vormgeving aan levensbeschouwing

Levensbeschouwing verwijst naar de zin die mensen aan hun leven geven, naar hun visie op het leven in het algemeen en het eigen bestaan in het bijzonder.

Wat geeft het leven zin? Een moeilijke vraag. Vaak ben je daar niet zo bewust mee bezig. Dat kan veranderen als er iets ergs gebeurt of als iemand ouder wordt. De volgende vragen kunnen spelen: Wie ben ik? Waarom overkomt mij dit? Wie blijft er bij me? Waar ga ik naar toe? Waar is God? Wat geeft mijn leven zin?

 

 

 

 

Deze levens- en geloofsvragen spelen bij ieder mens. Dus ook bij mensen met een verstandelijke beperking. Niet dat zij (zich) die vragen bewust stellen. Maar je voelt dat de ander ‘niet lekker in zijn vel’ zit, ‘anders dan anders’ is.

Ieder mens heeft een levensbeschouwing – deze kan religieus of niet-religieus gekleurd zijn, beleefd in kerkelijk of ander verband, of los van enig verband.

Mensen met een verstandelijke beperking zijn in meer of mindere mate vertrouwd geraakt met de levensbeschouwing van hun ouders en familie. Deze levensbeschouwing is medebepalend voor hun identiteit. Ouders kunnen als wens hebben dat hun kind in contact blijft met de door hen meegegeven levensbeschouwing. Tegelijk vraagt een verstandelijk gehandicapte om ondersteuning bij de mogelijkheden om een persoonlijke invulling te geven aan deze levensbeschouwing.

 

Onderstaande vragen helpen om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de vraag van de verstandelijk gehandicapte als het gaat om ondersteuning bij persoonlijk vormgeving van geloof/levensbeschouwing.

 

1.         Heeft deze persoon een religieuze achtergrond?

1a.       Zo ja, welke achtergrond is dat dan? katholiek, hervormd, gereformeerd, vrijgemaakt, evangelisch, islamitisch, boeddhistisch, hindoeïstisch, etc?

2.         Is hij/zij gewend, of heeft hij/zij de wens om te bidden?

Zo ja, op welke momenten? (aan tafel, voor het slapen gaan, meerdere momenten per dag, etc)

2a.       Is ondersteuning hierbij gewenst?

            Zo ja, in welke vorm? (moet je helpen herinneren, stimuleren, samen bidden, etc)

Door wie wordt die ondersteuning gegeven? (ouders, begeleiders, geestelijk verzorgers, mensen uit de geloofsgemeenschap, etc)

3.         Is hij/zij gewend, of heeft hij/zij de wens om naar de kerk, moskee, tempel te gaan?

            Zo ja, is hierbij ondersteuning gewenst?

            Door wie wordt die ondersteuning gegeven?

4.         Heeft hij/zij relatie(s) met mensen van een levensbeschouwelijk genootschap, of zou dat wenselijk zijn?

            Zo ja, is er ondersteuning nodig bij het opbouwen/onderhouden van die relaties?

            En door wie wordt die ondersteuning gegeven?

5.         Heeft iemand activiteiten, taken, verantwoordelijkheden in een levensbeschouwelijk genootschap (bv als collectant, gastheer/gastvrouw, neemt hij/zij deel aan een viergroep, catechese, koor, vereniging, etc)?

5a.       Is er misschien ondersteuning gewenst bij het aangaan en/of continueren van die activiteiten?

            Door wie wordt die ondersteuning gegeven?