Huisbezoek

Praktische tips voor huisbezoek

 

Kom je voor één cliënt of kom je voor meerdere cliënten?

Wat is een geschikt tijdstip om af te spreken? Als iedereen thuis is? Als het rustig is in huis? Als er begeleiding aanwezig is?

Wat is het doel van je bezoek? Kom je uit persoonlijke belangstelling? Vind je het belangrijk dat er vooral over God gesproken wordt? Breng je zelf gespreksonderwerpen in of laat je dat aan de cliënten over?

Wat doe je of wat kun je doen als iemand niet kan praten, geen woorden kent?

Wat weet je van de cliënten, van hun (on)mogelijkheden? Welke verhalen zijn voor hen belangrijk, herkenbaar? Welke liederen horen ze graag? Welke rituelen kennen ze goed? 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Wat kun je doen als (bezoek)vrijwilliger, als ouderling, wanneer je op bezoek komt in een woonhuis met verstandelijk beperkte bewoners?

 

Voorbeelden uit de praktijk

  • ‘Wij gaan altijd met z’n tweeën.’
  • 'Hoe vaker je komt, hoe meer herkenning en erkenning er is.’
  • ‘We geven aan dat het fijn is om de cliënten te ontmoeten, we vragen of ze in een kerk komen, of ze dat prettig vinden, bij welke kerk ze aangesloten zijn. Vaak vinden ze het plezierig als we samen zingen. Cliënten zelf vinden het niet van belang of ze bij de gereformeerde kerk of bij de hervormde kerk horen. Ze geloven en vinden het plezierig om betrokken te worden bij een kerk.’
  • 'Elke keer als ik kom is er sprake van hetzelfde ritueel: een kaars aansteken en zingen. Dat schept vertrouwen.’
  • ‘Bij verjaardagen en andere hoogtepunten sturen wij een kaartje of brengen we een cadeautje.’
  • ‘Wij sturen een kaart waarop een afbeelding staat die iets uitdrukt van de geloofsgemeenschap, of we plakken er een foto op van onszelf: om de herkenbaarheid te bevorderen.’
  • Als cliënten kunnen praten, dan kun je aan ze vragen wat ze graag willen. Als ze niet kunnen praten, kun je het vragen aan de groepsleiding. Wat vindt iemand prettig? Waarmee is iemand vertrouwd?

o   bidden: zijn er vaste gebeden/gebedsliederen die vertrouwd zijn?

o   lezen: zijn er lievelingsverhalen of -boeken waar ze graag uit voorgelezen worden?

o   zingen: welke liederen hoort iemand graag?

o   praten: waarover wil iemand graag praten?

o   wandelen: soms is het makkelijker iets met iemand te ondernemen, tijdens een wandeling kun je samen genieten van Gods goede schepping.

 

  • Zingen en vertellen vindt bijna iedere cliënt fijn.
  • Een belangrijke eerste vraag kan al zijn: hoe gaat het met jou? Probeer aansluiting te vinden bij de leefwereld van de ander.
  • Heb je een rol ten opzichte van groepsleiding? In gesprek met medewerkers kan er bijvoorbeeld ook van alles meespelen. De ene ouderling voelt gelijk aan wat een medewerker dwars zit, een ander heeft er wat meer tijd voor nodig.
  • De ene begeleider heeft affiniteit met ‘geloven en kerk’, een ander niet. Het is raadzaam om daar naar te informeren. Soms is het goed om uit te leggen dat het een goede gewoonte is van een geloofsgemeenschap om mensen te bezoeken in hun eigen leef- en woonwereld. Niet om geloof ‘op te dringen’ (er kan gevoeligheid zijn op dit punt), maar om uitdrukking te geven aan ‘erbij horen en naar elkaar omzien’ en elkaar de vraag te stellen: hoe is het met je?
  • Met medewerkers kun je als ouderling soms je onmacht delen. Begin gesprekken positief, stel open vragen (hoe ervaar je je werk?), geef aan wat je ziet. ‘Ik zie je met zoveel inzet werken, je haalt vast voldoening uit je werk.’
  • Wil je meer weten over de cliënten, vraag dan of ze een levensboek hebben en of je dat een keer in mag kijken samen met de cliënt.

 

Belangrijk: maak waar wat je afspreekt en wek niet te hoge verwachtingen.

 

Ter kennisgeving

In ‘Wiebelen op een schommelbank en 99 andere bewogen beelden’ beschrijft Fiet van Beek haar ervaringen als ouderling in het Kruispunt, de jeugdkerk van Emaus (orthopedagogisch behandelcentrum Ermelo). Zij geeft krachtige inkijkjes in de zorg voor jongeren met een licht verstandelijke beperking.

ISBN 978-90-814921-1-9 

Catechese-viermateriaal

Geloven staat in de traditie van overdracht en wordt vaak geassocieerd met ‘leren’ en ‘opvoeden’; de verhalen van vader op zoon. Catechese is daarmee een groot goed in de kerk, gericht op het vergroten van de geloofskennis. Het vraagt echter ook iets van de catechisanten, namelijk verbale en cognitieve vaardigheden. Wat nou als je daar niet (voldoende) over beschikt? Als je geen woorden tot je beschikking hebt? Als woorden voor jou in feit niets-zeggend zijn? Als er sprake is van een (ernstige) verstandelijke beperking?

 

Als we in de Bijbel het onderwijs van Jezus volgen, speelt het gesproken (en geschreven) woord een grote rol. Hij maakt echter ook gebruik van beelden en beeldtaal. Daarmee brengt Jezus de boodschap dichterbij. Denk bijvoorbeeld aan de vele gelijkenissen, gegrepen uit het leven van alledag: de herder, de zaaier, de landman.

 

Naast onderwijs spelen ook rituelen een belangrijke rol in de overdracht. Denk bijvoorbeeld aan rituelen rond doop, avondmaal, begrafenissen, maar ook de dagelijkse rituelen als bidden bijvoorbeeld. De kracht van rituelen ligt in het doen: in een combinatie van taal, lichaamsbeweging en -houding, in de symbolen en de vormen. Beleving wordt mogelijk door uitvoering: in het doen kun je er iets aan beleven en door de beleving brengt het ritueel contact, communicatie tot stand. Een gezamenlijke beleving van het ritueel brengt communicatie tussen mens en God en tussen de mensen onderling.

 

Binnen het pastoraat aan (ernstig meervoudig) verstandelijk gehandicapten wordt veel gebruik gemaakt van rituelen en symbolen. Zo is de Paaskaars bijvoorbeeld een terugkerend symbool: teken van Gods licht, Zijn warmte en aanwezigheid in ons leven. Die kaars steken we elke viering samen aan. In niet al te grote groepen ontsteken we vervolgens aan die ene kaars, dat Ene Licht, voor ieder persoonlijk een klein kaarsje. Vaak zingen we daarbij: ‘Jezus zegt dat Hij hier van ons verwacht, dat wij zijn als kaarsjes, brandend in de nacht’. Er is wat te zien (licht), wat te ruiken (kaarsje), wat te voelen (warmte), er is wat te horen, er is zelf geluid te maken, er is muziek.

Niet alleen die ondersteunende middelen zijn echter van belang.

Het is goed je te realiseren dat wat we willen communiceren niet enkel zit in wat we zeggen, maar voor een belangrijk deel bepaald wordt door de manier waarop we het zeggen: de melodie, de intonaties, maar ook de uitstraling en lichaamstaal, het gevoel, de emotionele lading. Dat wat we eigenlijk willen zeggen wordt hierdoor zelfs voor 93% bepaald! We communiceren dus met ons hele lichaam! Dat biedt mogelijkheden om met de ander in contact te komen, juist ook als woorden te moeilijk zouden kunnen zijn. De dialoog vindt niet enkel in woorden plaats, maar kan ook vorm krijgen in het kijken, het aanraken, het bewegen, de gebaren, in eten en drinken, werken en spelen.

De boodschap ‘God houdt van jou’ kan niet ervaren worden wanneer die uitsluitend in woorden en van een afstand gemaakt wordt. In contact met de ernstig meervoudig gehandicapten moet je het van de non-verbale nabije communicatie hebben: in een sfeer van persoonlijke aandacht, liefde en oprechtheid de ander zoveel mogelijk tot zijn recht laten komen.

 

Als je iemand een (Bijbel)verhaal wilt vertellen, zoek dan naar woorden die voor de ander begrijpelijk zijn. Goed vertellen betekent eigenlijk dat je in staat bent de anderen mee te nemen in het Verhaal, zodat ze het zelf kunnen beleven, zien en horen. Vraag je daarom voortdurend af: wat kan ik laten zien? Wat kan ik laten horen? Laten proeven? Laten ruiken? Wat kan ik laten zingen? Wat laten voelen?

Hoe meer zintuigen er tegelijkertijd geprikkeld worden, hoe groter de kans dat de ander meegenomen wordt in het Verhaal.

 

Heb je belangstelling voor wat specifieker materiaal? Wij stellen jaarlijks een eigen vierboek samen, met materiaal en informatie aan de hand van een jaar- en acht maandthema’s. Dit vierboek is bedoeld als werkboek en wil een handreiking zijn voor (kleine) catechesevieringen met verstandelijke gehandicapten. Elke maand staan er twee Bijbelverhalen centraal. Naast een weergave van de Bijbeltekst wordt er ook een bewerking van het verhaal gegeven, veelal afkomstig uit een kinderbijbel. Ook worden er suggesties gedaan voor liederen, voor gespreksvragen of sfeer – afhankelijk van het niveau van de doelgroep, waarbij het gebruikt wordt.

Met deze vierboeken hopen we een voorzet te geven, suggesties te doen om de catechesevieringen inhoud en vorm te geven.