Tips voor Communicatie

Communicatie

In de communicatie (en dus ook in de geloofscommunicatie) met mensen met een ernstig meervoudige beperking moeten we het vaak niet van onze woorden hebben. Die zijn onbekend, ingewikkeld, abstract. Beleving staat centraal, boven begrijpen.

De meest basale vorm van communicatie is lichaamsgebonden, namelijk: via de zintuigen. Alles wat een mens in zijn of haar leven leert is gebaseerd op wat we zien, wat we horen, wat we voelen, wat we ruiken en wat we proeven. Onze zintuigen leren ons dat de thee nog te heet is om te drinken (tast), dat we het zout op de aardappels vergeten zijn (smaak), dat de melk overkookt (reuk), en dat we uit moeten wijken voor een ambulance (gehoor, zicht). Hoe meer zintuigen er tegelijkertijd geprikkeld worden, des te groter is de kans dat er iets van doordringt (een reactie).

 

Hieronder volgen kort enkele adviezen die (geloofs)beleving mogelijk maken en ertoe bijdragen dat mensen daadwerkelijk kúnnen beleven, dat zij kúnnen bijdragen aan de (geloofs)gemeenschap en kúnnen deelnemen aan het ritueel:

 

1. oogcontact: zoek oogcontact met de ander, om de aandacht te krijgen en (even) vast te houden;

2. nabijheid: houd de afstand kort (1-3m) als je de ander iets aanbiedt;

3. lichaamstaal: wees je bewust van je lichaamstaal (houding, gebaren, mimiek), je intonatie en de melodie van je stem – het gaat er niet zozeer om wát je zegt, als wel hoe je dat zegt; dat wat je wilt zeggen wordt hier grotendeels door bepaald!!

4. zintuiglijke ervaringen: bied zoveel mogelijk zintuiglijke ervaringen aan – vraag je bij alles af: wat kan ik laten zien, laten horen, laten voelen, laten ruiken, laten proeven?

5. individuele benadering: kies waar mogelijk voor een individuele benadering. Onderschat niet het belang van mensen voortdurend bij hun eigen naam noemen, hoe moeilijk dit soms ook kan zijn als je met grotere groepen te maken hebt. Raak mensen aan, geef ze een hand, laat voelen dat je de ander ziet, dat hij gekend wordt en dat je aandacht voor hem of haar hebt.

6. rust: je zult meer bereiken in een rustige omgeving. Denk aan een ruimte die rust uitstraalt. Maak hierbij gebruik van geur, rustige achtergrondmuziek, een rustige houding, rustige stem. Denk ook aan een indeling van de ruimte, waarbij mensen zich vrij rond kunnen bewegen zonder al te veel obstakels tegen te komen en waarin ze zich niet makkelijk kunnen bezeren.

7. reageer op elke vorm van communicatie van de ander; geef bevestiging, moedig aan.

8. herhaling, herkenning, regelmaat: start bijeenkomsten met een zelfde lied of geluid, sluit met een zelfde lied af. Dat is vertrouwd, schept een veiligheid, die ook rust geeft.

9. maak zelf muziek of zing: dat prikkelt meerdere zintuigen tegelijk, waardoor de kans op reactie groter is; deel muziekinstrumenten uit; wees je bewust van wat je zingt (lichaamstaal).

10. gebruik korte, eenvoudige zinnen: als je ervoor kiest een verhaal te vertellen, maak het dan niet te ingewikkeld;

11. hier en nu: probeer zoveel mogelijk in de tegenwoordige tijd te vertellen, want tijdsaanduidingen zijn vaak te ingewikkeld; het gaat om de beleving hier en nu

12. grote lijnen: beperk je tot de grote lijnen van het verhaal – details maken de boodschap al snel te groot en daardoor ook te onoverzichtelijk;

13. visualisatie: probeer je woorden, waar mogelijk, te ondersteunen met natuurlijke gebaren, voorwerpen, foto’s of symbolen; laat zien wat je zegt.

 

Het vertellen van een verhaal doet een beroep op het vermogen een verhaallijn vast te houden voor een bepaalde tijd. Voor wie het verhaal niet kan volgen, blijft wel de beleving van de veilige emotie die bij dat Verhaal hoort.

 

Belangrijk om tot ontmoeting en communicatie te komen is de interactie – het wederkerig contact. Als het niet reëel is een gesproken dialoog te verwachten, zijn er gelukkig ook nog andere vormen van interactie:

 

14. kijken: ogen zeggen soms meer dan woorden kunnen doen – ze kunnen stralen, afwezig staan, wegkijken, vol van tranen zijn… soms zeggen we zelfs dat blikken kunnen doden…

15. aanraken: door de ander aan te raken kunnen we hem of haar op onvervangbare wijze iets meedelen: dat we hem zien, dat we bij hem zijn, met hem verbonden zijn

16. bewegen, gebaren: bewegingen en gebaren laten zien wat iemand wel of niet wil, wat hij verwacht, wat hem dwars zit, wat hij van plan is. En andersom kunnen jouw bewegingen en gebaren de ander stimuleren mee te doen.

17. eten en drinken: tijdens momenten van samen eten en/of drinken vindt er ook interactie plaats

18. samenwerken: samen dingen doen impliceert interactie: het afstemmen op en met elkaar.